Als coach en cursusleidster hoor ik veel persoonlijke verhalen van mensen. Ze laten vaak openlijk zien hoe het met hun zielenroerselen gesteld is, wat blijk geeft van vertrouwen in mij. Met enige regelmaat vraag ik me af in hoeverre ik dingen over mijn eigen leven zal vertellen of wanneer dat alleen maar afleidt. Het is een aloude kwestie die in therapieland, gerelateerd aan coachland, soms stof doet opwaaien.
Zo is er momenteel een psychiater die voor het gerecht is gedaagd omdat hij zich te weinig terughoudend zou hebben opgesteld jegens zijn cliënten. Hij geeft inmiddels toe dat hij inderdaad een vriend van hem beter niet had kunnen koppelen aan een cliënte, maar hij blijft erbij dat het soms beter is om te laten merken dat hij ook gewoon een mens is. Veel cliënten van hem schijnen zijn onorthodoxe stijl zeer te waarderen. Nu is een coach geen psychiater maar toch. Als ik helemaal niets over mezelf vertel, is de kans groot dat men mij gaat idealiseren: tijdens de sessies ben ik meelevend, hartelijk en respectvol, en iemand die dat telkens is, lijkt al gauw geen wanklank in haar leven te kennen. Het voordeel daarvan is de stimulerende werking die er van mij uitgaat: ze zien mij als lichtend voorbeeld en zullen daardoor mijn adviezen meer ter harte nemen en harder aan zichzelf gaan werken.
Als ik zo te zien een ideaal leven leid, zal ik ook wel weten hoe zij dat kunnen bereiken. Bijkomend voordeel voor de coach is dat het heel veilig kan zijn om niets over zichzelf te vertellen: zij of hij blijft buiten schot. Toch zitten er nadelen aan deze terughoudendheid. Het contact wordt minder natuurlijk, een tikje minder menselijk. Als de een alles over zichzelf vertelt, en de ander helemaal niets, dan geeft dat ongelijkheid. Niet iedereen is daar gevoelig voor, maar er zijn mensen die zich daardoor ook terughoudend op gaan stellen wat het begeleidingsproces niet bevordert. Ook kunnen cliënten een irreële verwachting over hun eigen leven scheppen, waardoor ze, telkens als het met hen wat minder gaat, het gevoel hebben te falen.
Wat is nu de beste aanpak? Volgens mij is het belangrijk dat ik als begeleider me ervan bewust ben wat bij mij past, wanneer ik me het meest natuurlijk gedraag, al is het in de rol van coach. Als ik mezelf die vragen stel, weet ik dat ik het wezenlijk vind om echt menselijk contact te hebben, en daar hoort voor mij bij dat een ander mij niet op een voetstuk plaatst en dat ik ook iets van mezelf mag laten zien.
De hierboven genoemde veiligheid, zo weet ik eveneens, heb ik niet nodig omdat ik me niet gauw schaam of buiten schot wil blijven. Dat heeft te maken met dat ik in de basis stevig genoeg ben, wat wel een voorwaarde is om dit werk te kunnen doen. Dus haal ik soms kort iets uit mijn eigen leven aan, bij wijze van voorbeeld, wat nog handig want zeer binnen bereik is ook. Ik gebruik mijn intuïtie om te weten wanneer het passend is. Vervolgens blijf ik met mijn aandacht bij de ander om te zien hoe het valt. Ik gebruik vooral mijn verwerkte ervaringen als illustratie: zo ben ik daar toen mee omgegaan en dat heeft mij heel erg geholpen.
Zaken waar ik nu intensief mee aan het stoeien ben, zal ik niet gauw op tafel leggen. Daar zou ik de ander mee belasten. Ik merk dat het effect van deze openheid mijnerzijds verbindend en relativerend werkt: ach ja, iedereen loopt tegen dit soort dingen op, ook mijn coach, maar het scheelt al dat we ons ervan bewust zijn en er zijn kennelijk ook manieren om ze te hanteren. Als ik, zo heb ik gemerkt, op een kalme, krachtige manier mijn menselijke kwetsbaarheid laat zien, bevordert dat het contact met de cliënt. Zo het niet al een doel is, is wezenlijk contact een plezierig en vruchtbaar uitgangspunt om vanuit te werken.