Onlangs mailde een vriend dat zijn dochter mij een aantal keren op straat had gezien en dat ik elke keer vrolijk had gekeken. Ik dacht even over die opmerking na en deed toen verbaasd een constatering, die ik hem ook terstond terug mailde: ik vind het leuk op straat, daar zou het wel eens door kunnen komen. Een vriendin van mij moet er wel eens om lachen. Met enige regelmaat vertel ik haar hoezeer ik mij gesteund weet door de straat, door de ontmoetingen die daar plaats vinden. In mijn dorp ken ik na 19 jaar natuurlijk een heleboel mensen. Zelfs zoveel dat een van mijn zonen laatst enigszins gechargeerd aan me vroeg: zijn er misschien ook nog mensen die je niet kent? Want ik zei om de haverklap ‘hoi’ en dan moest hij telkens vragen, zoals kinderen dat plegen te doen: wie is dat?
Maar het is waar, de mensen op straat zijn mij dierbaar. En heus niet alleen degenen die ik ken maar ook de velen die ik (nog) niet ken, en niet alleen uit mijn dorp, maar net zo goed daarbuiten. Als zich in mijn privé-leven iets vervelends heeft voorgedaan, kan ik wel eens het kortzichtige idee hebben dat het ik het alleen op moet knappen. Maar dan zijn daar bijna als eersten altijd weer die mensen van de straat, de trein of waar ik me ook maar in het openbare leven bevind. Door hen te zien en te spreken word ik verwarmd, verruimt zich mijn blik, weet ik dat er zoveel vriendelijkheid op de wereld is, als je er maar voor open staat.
Ook doet het me telkens weer beseffen dat er welhaast oneindig veel mogelijkheden tot plezierige contacten zijn. Misschien doordat ik er voor opensta, lachen mensen gauw naar mij en omgekeerd, en dat ervaar ik als echt contact, als genegenheid van mens tot mens. Ook word ik hierdoor gauw aangesproken en maak ik zelf makkelijk een kletsje. Onlangs ving ik op dat er buttons te koop zijn waarop staat dat je in bent voor een praatje, voor in de trein bijvoorbeeld. Al heb ik die button zelf niet nodig, mijn gezicht zelf straalt kennelijk die boodschap al uit, de actie spreekt mij qua intentie natuurlijk aan. Het leven wordt er zoveel zonniger door. Veel meer in elk geval dan door de buttons die ook te koop zijn waarop staat dat je maar één of twee keer gezoend wilt worden. Dat vind ik nou van een calvinistische zuinigheid.
Overigens, als het nodig is, en dat zie ik in een oogwenk, kan ik mijn gezicht ook heel goed op slot zetten, de ‘button’ omdraaien en daardoor duidelijk maken dat ik geen contact wil. Iets wat soms gewoon nodig is want de grens tussen openheid en naïviteit dient in de gaten gehouden te worden. Het kan inderdaad zo plezierig zijn om met een onbekende aan de praat te gaan, even die verbinding te voelen van mens tot mens. Dat is voor mij genieten van het moment zelf. Ik heb er wel eens een spelletje van gemaakt.
Toen ik de ziekte van Pfeiffer had en langdurig binnen had gelegen, kwam daar het moment dat ik het aandurfde in mijn eentje met de trein naar Maastricht te gaan, daar iets te nuttigen en vervolgens de terugreis weer te aanvaarden, hierdoor een ander uitzicht voor mezelf creërend dan het zicht op de overburen. Ik nam me voor dat ik die dag minstens vijf verschillende mensen wilde spreken. Je gelooft het of niet, maar voordat ik in de Intercity naar Maastricht zat, was mijn wens al geheel uitgekomen, zo simpel kan het zijn.
Soms heb ik daarbij het gevoel dat ik door Boven mensen naar me toe gestuurd krijg, zoals die keer die ik in mijn column ‘Te laat’ beschreven heb, maar het gebeurt vaker.
Laatst liep ik in de stad te mijmeren over een man die nog niet zo lang in de hemel woont en terwijl ik daar mee bezig was kwam er een heer van dezelfde leeftijd op straat op me af die zei: ‘wat een mooie ogen hebt u, prachtig. Als ik u de volgende keer tegenkom, krijgt u een kop koffie van me’. Natuurlijk kun je dat als een versiertrucje opvatten, maar dat deed ik niet. Ik nam de opmerking met een open hart in ontvangst.
Of die keer dat ik vol liefdesverdriet de stationsrestauratie inloop en daar opeens een bekende tegenkom uit een geheel andere stad die mijn betreurde geliefde ook kent en waarbij ik dus even mijn hart kan uitstorten. Ja, zo bezien zijn die ontmoetingen allemaal cadeautjes, cadeautjes van de straat die voor het ‘oprapen’ liggen. Geen wonder dus dat ik daar vrolijk rondloop.