Welkom Mail Route Links

Columns

Oktober 2008: Wonderen
September 2008: Verkeren
Juli-augustus 2008: Autoriteit
Juni 2008: Geduld
Mei 2008: Einstein
April 2008: Eén minuut
Maart 2008: Liefde
Februari 2008: Opruiming
Januari 2008: Lijntjes
December 2007: Na dato
November 2007: Gezichten
Oktober 2007: Het weerzien
September 2007: Voor wie?
Augustus 2007: In memoriam J.
Juli 2007: Trots
Juni 2007: Beslissen
Mei 2007: Jongen
April 2007: God en Brood
Maart 2007: Kleur
Februari 2007: Dirigenten
Januari 2007: Vrouw over auto
December 2006: Kiezen
November 2006: Stof
Oktober 2006: Zoeken
September 2006: Vroeger en internet
Augustus 2006: Campinglessen
Juli 2006: Levensbestemming
Juni 2006: Loslaten
Mei 2006: Eerlijk
April 2006: Leuk op straat
Maart 2006: Blikken
Februari 2006: Nieuwsgierig
Januari 2006: Spijt
December 2005: Liefs
November 2005: Ach en wee
Oktober 2005: Euforie
September 2005: De vraag waarom
Augustus 2005: Afscheid
Juli 2005: Verlichting
Juni 2005: Alleen
Mei 2005: Blussen
April 2005: Kwetsbaar
Maart 2005: Naar buiten




Spijt (januari 2006)

Opeens ligt er een kaart op de deurmat. Mijn oudste vriendin, 94 jaar is ze geworden, is plotseling overleden. Ik ben te laat. Ze was al weken in mijn gedachten, haar naam stond op een paar pagina’s in mijn agenda met een vraagteken erachter ofwel: zal ik dan even bij haar langs wippen? Ik belde haar aldoor maar niet, juist omdat ik ditmaal wilde komen. Ze had gevraagd: kom je een keertje, en ik had ja gezegd. Maar nee dus. Ik merk dat ik niet goed verdrietig durf te zijn want is dat niet schijnheilig? Bij leven het laten afweten en bij sterven dikke tranen laten?
 
Bij de open kist kijk ik naar haar, en we voeren een gesprekje. Dat ben je niet meer hè? Nee, ik ben nu hier, en ik neem haar aanwezigheid een stukje boven haar lichaam waar. Wat lig je er mooi bij, zeg ik nog, en ik maak haar een compliment over haar kapsel, want ik ken haar zwakste plek. Even lopen de rillingen over mijn rug, wat mijn gevoel van contact versterkt.
 
Twee dagen voor de begrafenis, toen ik op weg naar de trein dikke spijt voelde over mijn verzuimde daad, raakte ik op twee stations binnen een half uur tijd met drie verschillende hoogbejaarde dames aan de praat. De eerste raakt me bij het uiteengaan aan en zegt dat ze hoopt me gauw nog eens te zien, de tweede geeft me een attent compliment en de derde zegt tegen degene die me komt ophalen dat ik een schatje ben. Waarom precies weet ik niet, maar het werkt verzachtend op mijn schuldgevoel. Alsof mijn vriendin deze vrouwelijke warmte van bovenaf heeft geregeld.
 
Op de begrafenis zelf vertel ik een paar mensen over wat ik heb nagelaten in de hoop dat zij me absolutie geven. Ze doen het één voor één maar ik laat me niet vergeven, en ik vind ook dat ik hen met mijn verhaal belast. Ik blijf boos op mezelf dat ik zoveel aan haar gedacht heb en dat niet als een signaal heb opgepakt om contact met haar op te nemen. Van de begrafenis naar huis fietsend, breekt bij mij opeens een ander inzicht door. Ik heb veel aan haar gedacht de afgelopen weken maar het is de vraag of ze in die laatste moeilijke fase van haar leven wel behoefte had aan mijn fysieke gezelschap, ze had immers al zo veel familie.
 
Misschien was het helemaal geen signaal maar dacht ze soms ook even aan mij en maakten we op die manier met elkaar contact, voelden we ons met elkaar verbonden. Deze flits, juist omdat ik hem niet zelf bedenk, geeft meer rust en opeens laat ik me alsnog helpen door de woorden van de tot dan toe onbekende man die op het kerkhofpad naast me liep toen ik het even te kwaad had: maar je bent nu toch gekomen? Ja, dat is waar, en ik ben ervan overtuigd dat ze dat weet en enorm waardeert. Helemaal vrij van schuld voel ik me niet, maar dat hoeft ook niet.
 
Gelukkig heb ik haar meermalen gezegd dat ik haar zo bijzonder vond omdat ze 94 lange jaren blijmoedig en geïnteresseerd in alles en iedereen in het leven stond, iets wat ze zelf heel gewoon vond. Maar ik betreur het nog steeds dat we elkaar de afgelopen weken niet even geknuffeld hebben toen we allebei nog lekker warm waren, en dat we niet gepraat hebben over het licht en de liefde waar ze nu naartoe is gegaan. Zij gereformeerd, ik inmiddels 'spiritueel', maar we wisten allebei dat het om de liefde ging. Daarom ook zou mijn vriendin, mijn voormalige hospita, de laatste zijn die me mijn uitgestelde daad zou nadragen.