Welkom Mail Route Links

Columns

Oktober 2008: Wonderen
September 2008: Verkeren
Juli-augustus 2008: Autoriteit
Juni 2008: Geduld
Mei 2008: Einstein
April 2008: Eén minuut
Maart 2008: Liefde
Februari 2008: Opruiming
Januari 2008: Lijntjes
December 2007: Na dato
November 2007: Gezichten
Oktober 2007: Het weerzien
September 2007: Voor wie?
Augustus 2007: In memoriam J.
Juli 2007: Trots
Juni 2007: Beslissen
Mei 2007: Jongen
April 2007: God en Brood
Maart 2007: Kleur
Februari 2007: Dirigenten
Januari 2007: Vrouw over auto
December 2006: Kiezen
November 2006: Stof
Oktober 2006: Zoeken
September 2006: Vroeger en internet
Augustus 2006: Campinglessen
Juli 2006: Levensbestemming
Juni 2006: Loslaten
Mei 2006: Eerlijk
April 2006: Leuk op straat
Maart 2006: Blikken
Februari 2006: Nieuwsgierig
Januari 2006: Spijt
December 2005: Liefs
November 2005: Ach en wee
Oktober 2005: Euforie
September 2005: De vraag waarom
Augustus 2005: Afscheid
Juli 2005: Verlichting
Juni 2005: Alleen
Mei 2005: Blussen
April 2005: Kwetsbaar
Maart 2005: Naar buiten




Stof (november 2006)

Als vrouw die haar huis zo goed en zo kwaad als het gaat zelf schoonmaakt, verbaas ik me altijd over het stof. Wat is het veel en waar komt het toch telkens weer vandaan? Het lijkt wel alsof de wereld langzaam maar zeker aan het vergaan is. Want elk zwevend stofje lijkt me toch afkomstig van een vaste substantie. Maar omgekeerd is het misschien evenzo dat elk voorwerp, zelfs ieder mens is opgebouwd uit oorspronkelijk losse stofdeeltjes. In dit verband even wat oude bijbelkennis spuien: want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Zo is het maar net, God sprak in deze een waar woord tot de mens.
 
Als je naar de hoeveelheden stof kijkt na slechts een weekje of zo, vooral als je hele huis vol harde vloeren ligt zo is mij uitgelegd, lijkt alles wel te slijten en aldus tot stof te verworden. Wat zou er gebeuren als ik een hele poos niet ga stofzuigen? In mijn fantasie waad ik dan hoestend en proestend door het stof, maar uitproberen zal ik het toch maar niet. Wel kijk ik altijd gefascineerd naar die t.v.-beelden waarin huizen worden uitgemest waarin jarenlang niet is schoongemaakt. Dan hoopt zich zo te zien niet alleen het stof op, dat aan doodsheid doet denken, maar ook komt er nieuw leven in, namelijk van allerlei ongedierte. Zoals gezegd: boeiend.
 
Nog interessanter zou het zijn om te weten welke mensen daarin hebben kunnen leven, maar die komen om redenen van privacy niet in beeld. Naar verluidt zijn ze vaak psychisch verward, maar over de samenhang psyche en huis zodadelijk meer. Vooral onder bed en bank tref ik in mijn huis stof aan, en in de hoeken. Het gaat kennelijk naar plekken waar niet geleefd wordt, waar geen beweging in de lucht zit. Ik vind het nooit zo erg als er wat stof ligt: pas in een wat verder gevorderd stadium wordt het in mijn ogen een beetje vies, en allergisch ben ik er gelukkig ook niet voor.
 
Nu schijn je stoffers en soppers te hebben, en dan ben ik dus duidelijk een sopper. Ik vind het veel lekkerder om met nattigheid in de weer te zijn dan met een suffige stofdoek. Maar het is ook omdat je pas gaat soppen en boenen als iets duidelijk vies is, anders hoeft het niet, en vervolgens blijft het na reinigen langer schoon. Dat wat gestoft moet worden, ligt al zo snel opnieuw vol stof, dat de moed me bij voorbaat in de schoenen zinkt. Het schijnt me toe dat het zinloos werk is, ik kan er maar weinig levensvervulling uit halen. Toch is je huis stoffen en boenen ook van invloed op je persoonlijke gesteldheid en zit er zelfs een spiritueel kantje aan.
 
Ik heb eens een maand lang een programma gevolgd waarin ik elke dag zowel mijn geest als mijn huis moest reinigen en opruimen. ‘Schoon in je huis, schoon in je hoofd’, en ‘een opgeruimde kamer geeft een opgeruimd gemoed’, zo waren de achterliggende gedachten. Wat ik me er van herinner, is dat ik het inderdaad prettig vond om onder begeleiding spullen op te ruimen of op te poetsen. Hieraan kleven immers niet alleen stof en ander vuil maar ook allerhande herinneringen. Het kan zijn dat ik me daarom niet zo prettig voel op rommelmarkten. Alsof ik niet alleen de soms echt wel mooie rommel zie maar ook de atmosfeer voel die om die schijnbaar levenloze spulletjes heen hangt.
 
Andersom gebeurt het wel dat ik van binnenuit de behoefte voel om schoon te maken, om te boenen en te schrobben. Die behoefte buit ik natuurlijk zo goed mogelijk uit, want dan kan ik vervolgens weer een tijdje op mijn huishoudelijke lauweren rusten. Deze drang vloeit soms voort uit een innerlijke schoonmaak. Als ik weet wat het is dat ik in mijn binnenste schoon wil maken, kan ik dit versterken door hieraan te denken tijdens het daadwerkelijke reinigen. Bij het dweilen van de vloer kan ik me bijvoorbeeld voorstellen dat ik alle voetafdrukken tot nu toe verwijder zodat er weer ruimte komt voor nieuwe, inspirerende voetstappen.
 
Een andersoortige spirituele manier van schoonmaken, is natuurlijk het te beschouwen als een vorm van meditatie. Alles met aandacht doen, zelfs stoffen (ik word al kregel bij de gedachte), is een kwestie van er gewoon zijn en je verhouden tot dat wat er is. En als er iets is wat onontkoombaar ‘is’, is het wel stof. Moet ik nu tot mijn schrik concluderen dat afstoffen een heel goede zo niet de beste spirituele oefening voor me is? Mijn huisgenoten zullen er blij mee zijn.